Bij verschillende van onze projecten wordt de buurt betrokken bij de ruimtelijke inrichting van een gebiedsontwikkeling. Al pingpongend ontstaan betere plannen met meer draagvlak. Maar wat zijn eigenlijk de do’s en don’ts in zo’n participatieproces? Vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet, delen ontwikkelaars Joffrey Hol, Peet Bras en Hans Hartman alvast hun ervaringen met buurtparticipatie.
Joffrey Hol: “Een belangrijk aandachtspunt bij participatie is wat mij betreft het doel van de hele oefening. Je kunt mensen met hun kennis betrekken bij het plan óf je zet zo’n traject op om draagvlak te creëren. De ene vorm gaat meer over co-creatie, de andere gaat meer over duidelijk informeren. Wij zien het als onze taak om buurtbewoners zo vroeg mogelijk te betrekken bij de veranderingen in hun directe omgeving. Zo ook in het project Kloosterhof in Wamel. Bijna 15 jaar geleden bouwden we hier de eerste woningen. De ontwikkeling van de derde fase kwam wat later op gang en moet uiteindelijk gebouwd worden naast de bestaande bebouwing. Veel mensen hadden, ondanks dat ze wel wisten dat het zou gaan gebeuren, niet verwacht dat hun uitzicht op het maïsveld plaats gaat maken voor woningen. Die mensen raken hun uitzicht kwijt, zien 67 nieuwe woningen toegevoegd worden en het wordt drukker qua verkeer. Dan wil je voorkomen dat mensen daartegen in opstand komen.”
Zo vroeg mogelijk betrekken
“Wat kun je dan het beste doen? Deze mensen in een zo vroeg mogelijk stadium informeren over de plannen en over alle stappen in het proces. Hoe eerder de omgeving weet wat je aan het doen bent, hoe beter de planontwikkeling verloopt. Het gaat om mensen goed op de hoogte houden, de mogelijkheid geven om vragen te stellen, ideeën in laten brengen, daar iets mee doen en transparant terugkoppelen waarom bepaalde keuzes wel of niet gemaakt worden. Duidelijkheid bieden en integer zijn, dat zijn de sleutelfactoren. Als je pertinent onwaarheden vertelt of verwachtingen niet kunt waarmaken, dan krijg je de deksel gegarandeerd later in het proces op je neus. Dus ja, aan de voorkant kost het meer tijd en aandacht, maar het plan wordt er beter van en er ontstaat meer begrip. Een bestemmingsplanprocedure die later volgt kan dan soepeler verlopen en dat is ook veel waard. Ik denk altijd maar zo; wat zou ik zelf willen als ik daar zou wonen? Dan wil ik ook geïnformeerd worden en de mogelijkheid krijgen om aan te geven wat ik ervan vind. Dat je iemand kunt bereiken als je een vraag hebt. Daarom doe ik het als ontwikkelaar ook zelf. Ik ben het gezicht voor de wijk. Ik stop de brieven zelf bij mensen in de bus en ga gesprekken aan. Alle individuele vragen koppel ik collectief terug, in begrijpelijke taal. Dat is ook niet onbelangrijk. Het mooiste vind ik als het lukt om het standpunt van omwonenden gaandeweg te veranderen. Als je oog voor elkaar hebt, kun je samen een heel eind komen.”
Peet Bras: “Voor mij is participatie met de omgeving geen momentopname, maar een continu proces. Daar zijn we ons ook zo op aan het voorbereiden met de komst van de nieuwe Omgevingswet. In Teteringen gaan we komende jaren gefaseerd zo’n 600 woningen toevoegen, grenzend aan een reeds bewoond gebied. Zo’n project heeft dus grote impact. De gemeente Breda hanteert een participatieladder met gradaties in welke mate we mensen kunnen laten participeren. Hier is gekozen voor informeren en raadplegen. We brengen vanaf de eerste pennenstreek informatie naar buiten en halen input op uit de omgeving. Dat doen we met nieuwsbrieven, een speciale website, enquêtes, wandelsessies op locatie en online informatieavonden met meer dan 300 deelnemers. We zijn begonnen met ideeën te delen en mensen hun voorkeuren te laten geven. Na deze inbreng zijn we met werksessies gestart over thema’s als duurzaamheid, woningbouw en mobiliteit. Een paar uur met elkaar pingpongen over mogelijke oplossingen, dat is echt inspirerend. Uit de grote groep is een klankbordgroep ontstaan met daarin het verenigingsleven, omwonenden, toekomstige bewoners, de gemeente en wijzelf. Deze klankbordgroep wordt begeleid door een onafhankelijk bureau. Zij krijgen een preview over de stand van zaken, halen veel informatie op uit de werksessies en dagen ons uit om voorstellen daadwerkelijk toe te passen in de planvorming.”
Draagvlak en vertrouwen
“Wat dat oplevert? Zo’n proces kweekt draagvlak en vertrouwen. Er zijn altijd mensen die niet willen dat wij hier iets gaan doen. Daarom melden ze zich aan. Maar als ze echt kunnen meedenken, dan zie je dat het sentiment verschuift. Ze snappen beter waarom bepaalde keuzes wel of niet gemaakt worden. Ze voelen zich onderdeel van het plan. Ze beseffen beter dat van beide kanten niet altijd aan alle wensen kan worden voldaan. Communicatie is daarbij super belangrijk. Daar zijn we heel open in. Dat is ook de enige manier om zoiets te doen. Niks achter houden en openstaan voor ideeën. En ja, dat kost tijd. We zijn er al bijna een jaar mee bezig. Maar alle inbreng heeft wel tot een beter inpasbaar plan geleid. Het gaat vaak om de laatste 25% van een plan. Dat zijn de details waar we met z’n allen naar kijken. Steeds terug naar de tekentafel, verschillende versies voorleggen; daar wordt het echt beter van. En natuurlijk, ook bij ons is er weleens weerstand. Dan zit je in de klassieke houding van ‘kan niet, past niet, willen we niet’. Maar na een aanpassing kom je er meestal achter dat een alternatief toch een betere optie is voor iedereen. Dat omwonenden er blij van worden. Het zijn voorstellen die door de buurt zelf zijn geopperd; net iets meer afstand tussen de woningen, een knooppunt veiliger maken voor fietsverkeer, op sommige plekken net iets minder hoog bouwen, ander type woningen toevoegen, deelmobiliteit in plaats van blik voor de deur, meer groen voor de deur. Dan voeg je kwaliteit toe. Vergeet niet; bewoners zijn de experts ter plekke! Maak daar dankbaar gebruik van.”
Hans Hartman: “Landgoed Coudewater is een bijzondere gebiedsontwikkeling met een rijke historie. Voor deze plek zijn al tal van plannen geweest, van een grote zorglocatie tot asielzoekerscentrum. Na de gewonnen tender om van Landgoed Coudewater een natuurlijke woonomgeving te maken, vonden wij het noodzakelijk om een breed participatietraject te starten. Waarom? Omdat de komst van woningen veel impact heeft op de direct omwonenden en de bezoekers van het landgoed. En dan heb ik het over mensen én dieren. Bovendien was er door gebrek aan communicatie in het verleden angst en onzekerheid ontstaan over wat er met het landgoed zou gaan gebeuren.”
Lokale wensen inpassen
“De integratie van bestaande natuur en de historische bebouwing is een veelbesproken onderwerp gebleken. De natuurwaarde is groot, waardoor ook natuurbelangenverenigingen een belangrijke stakeholder zijn. Dankzij de inbreng van deze mensen hebben we de ecologische verbindingszone beter gemaakt, zijn een ecoloog en een boomadviseur aan het team toegevoegd en zijn lokale gebruikerswensen ingepast in het ontwerp. Een bekende Rosmalenaar hebben wij gevraagd als omgevingsmanager. Hij onderhield de eerste contacten. Bij verdiepingsvragen of bepaalde onderwerpen neem ik zelf deel aan de gesprekken. De inloopavonden en online ontmoetingen die we met regelmaat organiseerden, werden massaal bezocht.”
Grote betrokkenheid
“Toen ik aan dit project begon was er veel spanning rond de plannen. Dat hebben we uitgelegd als een grote mate van betrokkenheid. Vanuit deze betrokkenheid zijn we het gesprek aangegaan en hebben we gezocht naar wat ons bindt. Dat is een prachtig spel, want opeens ga je het hebben over mogelijkheden. In dat hele proces, dat zo’n anderhalf jaar liep, hebben we samen de plannen écht beter gemaakt. Voor ons is dit traject een voorbode op wat komen gaat met de nieuwe Omgevingswet. Wil je iets gaan veranderen in een bestaande omgeving? Dan moet je in redelijk overleg gaan met de mensen die er iets van willen vinden. De wetgever wil minder voorschrijven, meer uit de buurt laten ontstaan en gaat uit van het positieve van de mens. Daarom hebben we ons participatieproces al helemaal volgens de nieuwe wetgeving opgezet. Met de ervaringen bij Coudewater en de ervaringen bij andere projecten kunnen we ons participatieproces optimaliseren en wellicht ook meer standaardiseren. Want één ding is zeker, dit soort trajecten zijn straks geen uitzondering meer.”